Transparantie is een woord dat in de bankensector veel wordt gebruikt. Vaak is het echter slechts marketingretoriek.
In het artikel “Banken en brokers te onduidelijk over kosten voor belegger” (FD 5 februari 2019) staat dat banken en brokers volgens de AFM nog niet (volledig) voldoen aan de eisen die de wet stelt ten aanzien van kostentransparantie. De bankensector geeft aan dat het voldoen aan alle eisen complex is en dat er meer tijd nodig is om zaken op orde te krijgen. En ze komt hier bij de toezichthouder voorlopig mee weg, althans zo lijkt het.
Wat vraagt de wet als het gaat om kostentransparantie bij beleggen? Precontractueel dient een bank of andere vermogensbeheerder bij nieuwe cliënten op basis van aannames een inschatting te maken van de voor de betreffende cliënt te verwachten totale kosten van de dienstverlening. Deze aannames dienen periodiek geëvalueerd en waar nodig aangepast te worden. Aan bestaande cliënten moet tenminste jaarlijks (achteraf) een overzicht worden verstrekt van de werkelijk door de betreffende cliënt betaalde kosten. Het is dus een maatwerkberekening; er mag niet uitgegaan worden van de gemiddeld door cliënten betaalde kosten.
Terug naar het artikel. Bijzonder is dat de wet waar het hier om gaat – Mifid II – reeds ruim een jaar van kracht is en dat heel de financiële sector al jaren wist dat kostentransparantie wettelijk zou gaan worden afgedwongen. Los van het feit dat het veelzeggend is dat voor kostentransparantie kennelijk wetten nodig zijn, is het dus niet zo dat de sector overvallen kan zijn voor wat betreft tijdslijnen.
In een reactie op de bevindingen van de AFM geven de banken aan dat “de normen complex zijn” en dat er in sommige gevallen “ruimte is voor interpretatie”. Ook verdedigt men zich met het argument dat men op het gebied van kosten “afhankelijk is van informatie van derden”.
Feit is inderdaad dat kostentransparantie uniformiteit vereist. En het klopt eveneens dat bijvoorbeeld beleggingsfondsen gedetailleerde informatie moeten aanleveren ten aanzien van alle kostencomponenten van beleggen. Grotendeels zijn dit argumenten waar de sector zich lange tijd achter heeft kunnen verschuilen, maar die tijd is echt voorbij. De toezichthouder zelf heeft hele duidelijke richtlijnen gegeven over alle kosten in de beleggingsketen, dus uniformiteit is geregeld. Daarnaast heeft ESMA (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) in haar Q&A On MiFID II and MiFIR investor protection topics uitgebreide uitleg gegeven over de interpretatie van verschillende regels op dit gebied. Kortom: het is volstrekt helder wat er van de sector gevraagd wordt. En mocht een beheerder van een beleggingsfonds geen voldoende informatie (willen?) verschaffen, dan moet je je als bank afvragen of je die belegging überhaupt wil aanbieden aan je cliënten.
Index Capital Vermogensbeheer zorgt ervoor dat via twee muisklikken op haar website volledige kostentransparantie wordt gegeven. Het kan dus kennelijk wel. Misschien dat de gedachte opkomt dat het voor een grootbank moeilijker en complexer is om aan de vereisten voor kostentransparantie te voldoen. Dat is echter onzin. De wettelijke vereisten voor kostentransparantie èn de eventuele complexiteit om eraan te voldoen zijn namelijk voor alle marktpartijen hetzelfde. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het voor een grootbank met duizenden werknemers juist veel eenvoudiger moet zijn om aan wet- en regelgeving te voldoen…
Iedereen zal beamen dat kosten en rendement cruciaal zijn voor beleggers. Het minste wat een eindklant in 2019 dus mag verwachten is dat een bank of vermogensbeheerder op haar website volledige inzage geeft in kosten en rendement. De werkelijkheid is helaas anders.
Behaalde rendementen worden soms helemaal niet getoond (hetgeen wellicht ook iets zegt over de rendementen zelf, maar dat terzijde) en naar een kostentool moet je soms echt zoeken voordat je hem vindt. Sommige banken presteren het zelfs om nog steeds alleen een standaard .pdf document over haar kosten te tonen, hiermee voorbijgaand aan het feit dat de uiteindelijke kosten afhankelijk zijn van de hoogte van de inleg en de keuze van het beleggingsprofiel.
Grote en abstracte begrippen als ‘transparantie’ en ‘de klant staat centraal’ kun je heel concreet maken. Er is echter één belangrijke randvoorwaarde: je moet het wel willen. Het zou de toezichthouder sieren wanneer ze het onderscheid tussen kunnen en willen nadrukkelijker zou erkennen.