Naast alle positieve gevolgen van de beschikbaarheid van een groot aantal indexproducten, wordt in discussies veel aandacht besteed aan mogelijke negatieve consequenties van indexbeleggen. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om drie kernpunten uit deze discussies te nuanceren.
Prijsvorming
Er wordt gesuggereerd dat de prijsontwikkeling in aandelenmarkten grotendeels wordt gedreven door indexbeleggen. Dat is onwaarschijnlijk. Ten eerste is de omvang van indexstrategieën nog steeds relatief beperkt: wereldwijd zit ongeveer 20% van alle beursgenoteerde aandelen in portefeuilles die worden belegd op basis van indexstrategieën. De overige 80% zit in actief beheerde portefeuilles.
Ten tweede is prijsvorming een dynamisch proces, waarbij prijzen zich aanpassen aan nieuwe informatie. Praktisch vindt prijsvorming plaats tijdens transacties. Uit onderzoek blijkt dat tegenover iedere dollar aan transacties in indexproducten, er 22 dollar aan transacties in actieve portefeuilles staat.
Het prijsvormingsproces wordt nog steeds gedomineerd door actieve strategieën. Actieve beleggers zouden bovendien slim genoeg zijn om eventuele prijsdiscrepanties die worden veroorzaakt door indexbeleggen weg te arbitreren.
Passieve aandeelhouders
Daarnaast speelt een meer semantische kwestie. Er wordt voorgesteld dat passieve beleggers ook passief zijn als aandeelhouder. Het argument is dat zolang een aandeel in de index zit, een passieve belegger niet kan uitstappen en daarom geen of zwakke controle zal voeren op het management van een bedrijf.
De werkelijkheid is echter dat veel aanbieders van indexproducten ondernemingen wel degelijk aanspreken op hun beleid.
Causaal verband
Tenslotte wordt in de academische literatuur over common ownership een verband gelegd tussen indexbeleggen en de negatieve gevolgen voor consumenten. Het argument luidt dat wanneer verschillende ondernemingen binnen een industrie of bedrijfstak middels een indexportefeuille eigendom zijn van dezelfde belegger, deze ondernemingen geen drijfveer hebben om te concurreren, waardoor de gezamenlijke winst hoog blijft. Dit gedrag leidt via hoge prijzen tot ongewenste effecten voor beleggers.
Deze veronderstellingen hebben geleid tot een aantal vergaande aanbevelingen, zoals het beperken van beleggingen tot slechts één onderneming per industrie en het ontzeggen van stemrecht aan vermogensbeheerders.
Het leidt geen twijfel dat het middel dan erger zou zijn dan de kwaal, zo er al een kwaal is. Bovendien is er praktisch niet tot nauwelijks bewijs voor het gesuggereerde causale verband tussen ownership en gedrag van ondernemingen.